
Macrofotografie – de wereld van het kleine.
Ik besef ineens dat ik wel heel vaak mijn macro-objectief op de camera klik. En met heel vaak bedoel ik ook: heel vaak. Zeker in de zomer stap ik meestal rond met de macro, en niet met een vertrouwde allround zoom-objectief. Vaak heb ik ook nog eens die fijne tussenringen ingestoken, zodat alles nog eens extra flink uitvergroot op de sensor komt. Je ziet meer van minder! Je ziet echt van alles in real-time gebeuren!
Ja, ik ben best dol op macrofotografie. Dat geef ik gerust toe. Je hebt ook mijn niet zo stilzwijgende instemming als je besluit dit ook te gaan beoefenen. Heel ironisch gedacht: de wereld van het kleine wordt zo veel groter van macrofotografie. In deze blog beschrijf ik wat je daarvoor minimaal nodig hebt.
Even wat achtergrond:
De reden waarom ik ooit met macrofotografie ben begonnen, was omdat ik met een beetje afgunst keek naar de macrofoto’s die ik op internet en in tijdschriften voorbij zag komen. Dat vond ik mooi. Dat wilde ik ook. Ik wilde ook de kleinste details kunnen vastleggen. Ik wilde ook dingen fotograferen die je niet meteen met het blote oog waarneemt. Dat leek mij leuk, nuttig en noodzakelijk. En dan bots je tegen vereisten aan. Je moet er echt in investeren.
Camera
Voor macrofotografie heb je dus wel geschikte spulletjes nodig. Niet elke camera is geschikt en zeker niet elk objectief. Voor een volwaardig beeld heb je echt wel een spiegelreflexcamera of een systeemcamera nodig. Die laatste is een ‘gewone’ camera zonder spiegel. Werkt even goed. Een compactcamera of een smartphone geven wel plaatjes, en vaak ook mooie plaatjes, maar hun kleinere sensor is niet in staat om alle fijne details waar te nemen. Je kan daarmee ook niet dicht op het onderwerp kruipen: het onderwerp wordt onscherp. Je bent dus echt gebonden aan een toestel dat echt bedoeld is om foto’s te nemen, en waarop je een macro-objectief kan klikken. Een echte camera dus.
Objectief
Dat objectief moet ook echt bedoeld zijn voor macro-fotografie. Nu vermelden veel objectieven snorkend het woord macro en suggereren de mogelijkheid om macrofoto’s te maken, maar ik hecht daar niet zoveel waarde aan. Een echt macro-objectief vergroot minimaal 1:1. Dat moet op het objectief vermeld staan. Het betekent dat het object op ware grootte op de sensor wordt geprojecteerd. Het woord macro is voor mij niet genoeg. Ik moet echt minimaal 1:1 op het objectief vermeld zien staan. Let daarop als je op jacht bent naar een macro-objectief. Vind je een objectief met een vergroting van 2:1, dan betekent dat het object 2x zo groot op de sensor komt. Dat is nog mooier. En ook veel duurder. Staat dus op mijn verlanglijstje. Voor later.
Verder is van belang dat jouw objectief een langer brandpunt heeft. Je hebt namelijk macro-objectieven met verschillende brandpunten. Een goedkopere macro is die met een 50 mm brandpunt, maar daarmee moet je echt, écht bij de kleine diertjes op schoot voor een redelijk beeld. Die schrikken zich dan lam en vluchten weg. Daar schiet je niks mee op. Met een groter brandpunt kan je wat meer afstand van je onderwerpje houden zodat het diertje zich minder snel ongemakkelijk voelt.
De Canon 24-105 mm bijvoorbeeld, dat verder wel een prima objectief is en die ik ook wel gebruik, voert het woord macro, maar heeft slechts een vergroting van 1:4, wat betekent dat het object 4x zo klein op de sensor projecteert. Ja, ik weet dat het taalkundig fout is. Ik bedoel natuurlijk 1/4 zo groot, maar soms zijn foute omschrijvingen begrijpelijker. Mijn hardware voor macrofotografie is nu (juni 2020) een Canon 6D en een Canon 5D Mark 2, een Tamron 90 mm macro-objectief en drie tussenringen van samen 68 mm diep. Daar heb ik de foto’s in deze blog mee gemaakt. De links leiden naar aparte blogs over deze hardware. Lees die eens als je even tijd hebt.
Vind ik deze foto’s mooi?
Ja, best wel. Zeker de bovenste vind ik geweldig. Ik heb daarvoor wel ongeveer door hoepels moeten springen, want foto’s als deze maak je niet zomaar. Hardware is een ding, lichtbreking is iets anders. En daar stoot je je neus snel aan. Je krijgt voor het gevoel meer te maken met de grenzen van wat mogelijk is. Voor het gevoel dus, want je moet even aan wennen aan deze nieuwe dynamiek.
Scherptediepte
Ja, daar heb je hem weer. De scherptediepte. Komt steeds weer terug. De mooiste en handigste tool in de fotografie. Met scherptediepte kan je je onderwerp uit de achtergrond lichten en de rest wegmoffelen, en de ogen van de kijker sturen naar het punt waar jij hem wil hebben. Scherptediepte brengt jouw foto’s naar een hoger level. En die scherptediepte wreekt zich heel snel bij macrofotografie.
Waarom?
Je moet weten dat vier factoren de scherptediepte bepalen:
- de grootte van het diafragma
- de afstand tot het onderwerp
- de brandpuntafstand
- de grootte van de sensor

iso 400, f/22, 1/125 seconde, 90 mm
Maar voor goede macrofotografie moet je nu eenmaal dichter op het onderwerp kruipen. Kleine onderwerpjes, hé. Je ziet ze anders niet. Voor bloemen maakt dat niet zo uit. Die lopen niet weg. Maar dieren zien je echt. Die schrikken wel eens van het objectief dat ineens op ze gericht staat. Je ziet ze wegduiken, wegdraaien, wegvluchten, dus je moet heel voorzichtig naderen. De spin hierboven moest er niets van hebben. Die kroop nogal eens weg. En die lieveheersbeestjes draaiden ook steeds weg. Ik keek ze steeds in de kont.
Maar je moet er echt bovenop zitten voor het beste resultaat. Lukt het je om goed dichterbij te komen, gefeliciteerd! Maar hoe dichter je op het onderwerp kruipt, hoe kleiner de scherptediepte wordt, en dus het deel dat scherp op de foto komt. De scherptediepte wordt echt heel veel kleiner bij macrofotografie. Zo klein zelfs dat zelfs een klein onderwerpje als een lieveheersbeestje vaak niet altijd in zijn geheel scherp op de foto komt. Daar moet je dus goed op letten.
Hoeveel foto’s ik niet heb moeten wegmieteren omdat de gewenste delen onscherp waren? Heel veel. Ik probeer scherp te stellen op wat ik denk dat de ogen zijn. Maar diertjes bewegen, ze lopen, vluchten steeds uit de scherpte of zelfs uit beeld, de wind speelt je parten. En niet te vergeten: je moet vaak op de knieën of plat op de grond, op de zij, op de buik toeren maken voor juist dat ene beeld. En heb je dat ene beeld kunnen vangen, nou, dan ben je gelukkig! Het is de jacht. Maar dan zonder geweer.
Beste tijd
Het beste moment is dan ook om ’s ochtends vroeg naar buiten te gaan. Niet alleen geeft de laagstaande ochtendzon een mooier en zachter licht, maar de diertjes zijn ook nog eens in de naslaap en stil door de koelte van de nacht. Koudbloedigen doen nu eenmaal minder als het koeler is. Dan kan je ook beter zoeken, de beste positie kiezen, kadreren (mooie compositie in zoeker vinden) en meermalen knippen, voordat het diertje uit de slaapcoma komt.
Enthousiast?
Wil je macrofotografie echt proberen? Misschien zelfs vanwege deze blog met promopraat? Fijn! Dat was de bedoeling. Ik kan het aanbevelen. Ga ervoor. Bedenk wel dat macrofotografie geen point ’n click is. Richten, klikken en je hebt de Eiffeltoren er mooi op staan. Nee, het is vaak puzzelen hoe je een beeld kan bereiken, kruipen, liggen, in bochten wringen en er vaak achter komen dat de foto het net niet is. Je zal het over moeten doen als het kan, maar vaak is het moment al weer weg. Besluit je te schieten, schiet daarom dan als een mitrailleur. Meteen 15-20 foto’s achter elkaar als het moment er nog is. Straks kan het niet meer. En dan zit er wel wat foto’s tussen die geslaagd zijn.
En dan hoop ik wat foto’s van je te zien! Deal??
Wil je meer weten?
Volg dan mijn online cursus basisfotografie. Je leert dan in twee uur om mooiere foto’s te maken, en je verdient de bewondering van jouw vrienden en kennissen. 👀 👍 TIP: download deze PDF in de zijbalk en zoek de kortingscode van 10% voor deze cursus.