Met tuinsafari krijg je je eigen wildernis op de foto. Je hoeft niet naar de andere kant van de wereld. Gewoon in de tuin. De tapir, de gnoe en de wolf zal je er waarschijnlijk niet aantreffen. De achtertuin is echter vergeven van het leven. Insecten, spinnen, zoogdieren, en vogels zijn standaard bezoekers van de tuin en achtertuin. Je kan er van alles vinden, mits je de tuin natuurlijk en aantrekkelijk maakt en je ogen open houdt.
De halsbandparkiet! De psittacula krameri. Ach, wat een gezellige beestjes zijn dat toch. Ik was altijd al gecharmeerd van die kleurrijke, kermisachtige vogeltjes. Ze komen altijd luidruchtig langs zeilen en doen zich te goed doen aan het beschikbare voer. Eerst had ik er maar een in de tuin. Via hun tamtam ging het nieuws blijkbaar rond, want al snel waren het er twee, drie en daarna vier. In zwermen komen ze langs op hun ronde, komen dan schransen en dan zijn ze weer een tijdje weg. Eenmaal aanwezig nemen ze de hele tuin in beslag.
Siervogel
De halsbandparkiet is met zijn 42 centimeter een best grote vogel. En hij is on-Nederlands kleurig. Ze zijn felgroen, met donkerder slagpennen – dat zijn de grootste vleugels die de vogels lift en vliegkracht geven. Ze hebben een sterk gekromde oranjerode bovensnavel en een zwarte ondersnavel. Op de foto staat een exemplaar met blauwe ogen met een oranje ring er om. Gele ogen worden ook gezien. Ongelooflijk lange staart die ongeveer de helft van de totale lengte uitmaakt. Het mannetje heeft een zwarte kin- en keelvlek en een zwarte lijn over het nekkie die naar achteren roze uitloopt. Vrouwtjes hebben die niet.
De halsbandparkiet is dan ook een exoot. Hij is een papegaaiachtige en komt oorspronkelijk uit India en Afrika, ten noorden van de evenaar. Ze waren ooit ingevoerd als kleurige voliére- en kooivogel. Eind jaren 60 braken ze uit of werden ze uitgezet, en verspreidden zich in het Nederlandse wild. In het West-Europese klimaat bleken ze zich goed te kunnen handhaven. Dat is heel bijzonder als je bedenkt dat halsbandparkieten uit de tropen komen, en het weer in Nederland toch best koud kan zijn.
En ze kunnen krijsen. Het zijn echt geen nachtegaaltjes of merels. Het is geen gemoedelijk gefiedel wat de vogel loslaat. Zeker bij gevaar is het dier luidruchtig. Je hoort hem al van ver aankomen. Achter ons huis hebben we een grasveldje met bomen, en ik hoor ze soms in zwermen van tien voorbij komen. Gaan felgroen en krijsend heen en weer tussen de bomen. Je moet ervan houden, maar ik hoor ze liever dan zo’n knetterend brommertje op straat.
Nestelgedrag
De broedtijd is van januari tot juni. Het zijn holenbroeders en ze hebben hun nesten in de bomen. Ze verblijven in parken en stadstuinen, en graag in verlaten nesten. Ze leggen dan 1 tot 4 eieren, soms wel 6. Die eieren komen dan na drie weken uit. De jongen zitten vervolgens nog 49 tot 50 dagen op het nest. Het zijn verder standvogels. Ze trekken niet weg als de winter nadert. In november, december en januari kan je ze dus nogal eens aantreffen. In de overige maanden… eeh… niet zo. Eerlijk gezegd heb ik geen idee waar ze in de tussentijd zijn. Ik hoor ze dan zelden en zie ze nooit. Ze duiken pas weer op in het late najaar.
Halsbandparkieten verblijven in de winter in grote groepen in zogenaamde slaapbomen bij elkaar. Je vindt halsbandparkieten vooral in de Randstad met zwaartepunten in Amsterdam en Den Haag, maar ze verspreiden zich nu ook naar daarbuiten. Deze halsbandparkiet zat op een tak in het park hier vlakbij in Purmerend, boven een wandelpad.
Eten
Halsbandparkieten lusten wel een hapje. Je kan ze blij maken met zaden, vruchten en vooral pinda’s. Uit eigen waarneming weet ik dat ze verzot zijn op pinda’s.
De vetbollen en zaadsilo’s die ik ophang voor de musjes en ander klein spul, zijn echt populair onder de halsbandparkieten. Vooral de zaadsilo’s -ze zitten vaak vol met pinda’s – zijn gewild. Halsbandparkieten duiken er bovenop.
Even plaats bepalen:
De tuin waarover ik spreek is onze eigen tuin. Dat is een standaard tuin van ongeveer 30 m2. Er is een achterplaatsje met zitruimte van ongeveer 8 m2. Er loopt een pad naar de schuur dat het gronddeel verdeelt in een breder deel van ongeveer 15 m2, en een smaller van ongeveer 5 m2. In het smallere deel staan twee vlinderstruiken, een fuchsia, wat sierbloemen en een egelhuisje. In het bredere deel staat een appelboom, een tweede fuchsia, sedum, er is kattenkruid dat populair is bij onze kat Valentijn en de buurkatten. Veel sierbloemen en wat tulpen. Aan de voet van het pad staat in het smallere deel een perkje met kruiden. De tuin als geheel is omgeven met heggen.
In de winter is er weinig voedsel beschikbaar. Halsbandparkieten zijn in dat seizoen ook echt afhankelijk van bijvoederen. Vandaar dat je ze vooral ziet in stedelijke gebieden, vooral in de Randstad. Ik heb ze niet kunnen betrappen op opvallend sterk roofgedrag. Ze moeten natuurlijk wel eten. Ik zie echter nooit dat ze de andere vogels in de tuin wegdrukken of wegjagen, en het eten met geweld afpakken. Dat kan natuurlijk als je genoeg neerlegt voor iedereen. Ik weet niet wat er gebeurt als je te weinig geeft. Dat wil ik ook niet.
Leuk?
Ja. Ik vind het leuke vogeltjes. Het vogelbestand in de tuin is overwegend zwart, zwart-wit, of bruin. De tuin heeft vaak niet zo veel spanning, en als er dan zo’n kleurrijk en soms krijsend kermisvogeltje komt buurten vind ik dat wel grappig. Halsbandparkieten geven kleur en schwung aan de tuin. Heel subjectief: ze komen op mij over als hela hola feestvierders, die lekker samen komen partyen.
En ze maken goede foto-onderwerpen. Ze lijken je dan nieuwsgierig te bekijken als je je camera richt. Het is opvallend vaak prijsschieten met die beestjes.
Tip tipperdetip:
Wil je meer weten?
Volg dan mijn online cursus basisfotografie. Je leert dan in twee uur om mooiere foto’s te maken, en je verdient de bewondering van jouw vrienden en kennissen. 👀 👍
TIP: download deze PDF in de zijbalk en zoek de kortingscode van 10% voor deze cursus.