
Exif: iso 100 +3 stops, 1/160, f/4, 28 mm
Ik begin meteen maar met een open deur: als je fotografeert wil je natuurlijk wel een mooi plaatje met een goede belichting. Dat is immers de essentie van goed fotograferen. Je wilt een foto waarin de lichte delen niet uitgebeten zijn en details niet verloren gaan, en je wilt donkere delen die ook weer niet zo donker zijn dat schaduwdetails verloren gaan.
De camera fikst dat wel voor je. Met een keuze van een van de voorkeuzestanden, hoef je niet eens echt op de belichtingsdriehoek te letten. Dan hoef je je geen zorgen te maken. De camera maakt wel een mooi plaatje voor je.
Maar soms is de hoeveelheid licht echt te weinig om de belichting aan de camera over te laten. Dan weet je vooraf al dat de foto niks wordt. Te donkere foto’s. Je gaat pielen met de iso. Je krijgt weer ruis in de donkere delen van het beeld. Dat wil je allemaal niet.
Nou, daar is een oplossing voor. Wel een beetje technisch, maar ik denk wel dat jij, lezer, dat wel aankan. Gewoon een dot extra licht erbij. Dat heet Expose to the Right (EttR). En EttR kan best een struikelblok zijn voor fotografen, want echt, je foto’s zien er op camera echt veel te licht uit. EttR kan je foto’s wel een flinke boost geven.
Disclaimer
Ik zeg het meteen vooraf: deze blog is geen point ’n click verhaal. Dit gaat niet over snel een plaatje maken, richten en afdrukken en dan weer dooorrrrr. Nee, het is een level hoger dan “normale fotografie, maar wel een level waarin je het echt maximale uit je foto’s kan halen. Ook uit delen van je beeld die anders totaal zwart of totaal wit zouden worden, maar waarin tóch details aanwezig zijn. EttR is ook meer bedoeld voor fotografen die nabewerken vanuit een RAW-bestand. Je kan EttR ook wel gebruiken voor als je alleen in .jpg fotografeert, maar dan heb je echt minder armslag om wat aan de foto zelf te doen. Waarom dat is lees je weer hier.
De meeste mensen fotograferen namelijk “as-is” – zij doen niks met de instellingen en mogelijkheden van de camera. Ze drukken af en ze hebben een plaatje. De truc hier is dan om niet “as-is” te fotograferen, maar bewust zoveel mogelijk licht op de sensor toe te laten en de sensor daarmee te “overspoelen”. Niet teveel natuurlijk, want overbelicht is overbelicht en dan raak je detail kwijt … maar wel net genoeg om de detail in de lichte en de donkere delen te behouden.
Anders gezegd, je verbetert de signaal/ruis ratio.

Exif: iso 100 +3 stops, 1/160, f/4, 105 mm
Hoe dan?
Een camera is namelijk gebaat met zoveel mogelijk licht om mee te werken. Hoe meer licht, des te beter de signaal/ruis ratio. De foto’s worden helderder en de kleuren sprankelen meer. En de hoeveelheid licht kan je zien in het histogram. Dat histogram is een grafische weergave van de belichting en vertoont in het ideale geval de vorm van een berg met uitlopers naar links (het totale zwart) en naar rechts (het totale wit). Bij onderbelichting is dat bergje meer naar links verschoven en bij overbelichting meer naar rechts. Zolang er geen uitloop is over de randen, dat heet clipping, is er weinig aan de hand. Zie je die wel, dan heb je detailverlies in het zwart en wit. Die details ben je dan kwijt en die kan je niet meer herstellen in de nabewerking.
De bedoeling is dus om zoveel mogelijk licht op de sensor te zetten en dat bergje zoveel mogelijk naar rechts te verschuiven, zonder dat er detailverlies in het wit en zwart optreedt.
Nu zijn er drie (eigenlijk twee) variabelen die de belichting controleren. Dat zijn de sluitertijd, het diafragma en de iso. De eerste twee regelen echt de lichtinval, en de derde regelt de gevoeligheid van die lichtinval. Vandaar dat ik dit onderscheid maak. Tezamen vormen ze de belichtingsdriehoek, maar de sluitertijd en het diafragma bepalen met hoeveel licht de camera überhaupt kan werken. De iso gaat met het verkregen licht aan de gang en als die te hoog is zie je ruis in het beeld opduiken.
Hoe zet je meer licht op de sensor?
Dat is een beetje tricky. De variabelen die er toe doen zijn het diafragma en de sluitertijd. Iets anders heb je niet. Neem dan het grootste diafragma wat je objectief kan bieden. Dat verkleint wel de scherptediepte (het deel van de foto dat door de kijker als scherp wordt ervaren), maar met onderwerpen op grotere afstand valt dat nadeel weg. Verleng dan de sluitertijd. Daar zit wel de crux. Heb je een te lange sluitertijd krijg je mogelijk bewegingsonscherpte in de foto. Bewegende bomen en struiken in de wind, wolken die zich verplaatsen, dieren die bewegen. Tegelijk geeft een te korte sluitertijd donkerder foto’s met minder detail en dat wil je ook niet. Het ligt aan je persoonlijke voorkeuren wat je aanvaardbaar vind.
Probeer in elk geval de “berg” in het histogram tegen de rechterrand aan te drukken, maar niet er overheen. Hieronder staat een volgorde van handelingen.
Voorbeeld
Eerst maar even een voorbeeld. Ik laat je twee foto’s zien, dat wil zeggen twee exports van dezelfde foto die ik maakte in de dichte mist in Purmerend. Ik stelde in op iso 100 en gaf in-camera de belichting al drie stops meer. Dat betekent acht keer meer licht dan normaal in de fabrieksinstellingen, 23 dus.
De eerste foto links is onbewerkt, maar ik zette de belichting in de nabewerking drie stops terug om de oorspronkelijke fabrieksinstelling weer te geven. De tweede foto is wel bewerkt, wel met de in-camera instelling van +3 stops en verder de standaard handelingen om de foto af te werken.
Eerst maar eens even zien. Je kan met de schuif heen en weer bewegen en vergelijken. Daaronder heb in het klein de histogrammen geplaatst.
Even een snelle recap over het verschil tussen de belichtingsdriehoek en de belichtingscompensatie. Of lees die hier.
In de belichtingsdriehoek werken de drie variabelen van de driehoek (iso, sluitertijd en diafragma) samen om tot een goede belichting te komen. Dat gaat meestal wel goed. Die “goede belichting” is echter van fabriekswege ingesteld. Maar soms is dat niet genoeg. Dan kan je zelf met de belichtingscompensatie die fabrieksinstelling overrulen, en de camera instellen om meer of minder licht toe te laten. Een ander verhaal over het histogram vind je hier.
Een andere foto van dezelfde vijver die hier helemaal bovenaan ook staat.
Exif: iso 100 +3, 1/160, f/4, 58 mm


Je ziet dat de linkerexport toch heel donker is, ondanks het open diafragma en de +3 belichtingscompensatie. Het was ook grijs en donker op dat moment, en het histogram laat een bergje aan de linkerkant zien. Verder niets. De rechterexport is daarentegen helder en wit, en mistig, precies wat je van een winterdag mag verwachten. Het histogram is meer verdeeld over de breedte, en laat vooral een berg zien aan de rechterkant, zonder te clippen. Hoe weet ik dat? De driehoekjes in de bovenhoeken zijn zwart. Niks aan de hand. Geen clipping. Bedenk dat dit een en dezelfde foto is.
Maar waarom?
Waarom zou je dit doen? Je kan toch ook de iso verhogen? Zeker kan je dat. Iso verhogen is een probaat middel om foto’s te maken in het schemerdonker. Maar wat krijg je dan? De lichtere delen in het beeld wordt nog wat lichter (prima hoor), maar de donkere delen en het zwart gaan de al aanwezige ruis meer vertonen, en doorgaans wil je dat niet. Ruis is een bij-effect van een elektronisch apparaat, net zoals de speakers van een stereo ruis laten horen als je de versterker op 10 zet. Dat gebeurt ook in een camera. Ruis in een foto kan je herkennen aan spikkels in de foto, en dat wordt doorgaans als zeer lelijk ervaren. En als je de iso verhoogt, heb je sneller last van ongewenste ruis. Vooral zichtbaar in de donkere delen van de foto.
Ik hou de iso zo laag mogelijk om ruis te verminderen, en draai ook het diafragma helemaal open. Dan komt er toch een puist extra licht binnen. De witte delen worden extra wit en het zwart heeft bijna geen hinder van ruis. Verder is de foto meer in balans.
Dus …..
Doe dan als volgt:
- Kies de laagst mogelijke iso. Meestal is dat iso 100. Lage iso geeft weinig tot geen ruis.
- Zet het diafragma helemaal open om zoveel mogelijk licht door te laten. Met een totaal open diafragma verklein je wel de scherptediepte, maar met landschapsfotografie merk je dat niet. Scherptediepte wordt immers groter naarmate het scherpstelpunt verder verwijderd is. Daarom is EttR in de macrofotografie ongebruikelijk. Dan heb je juist een klein diafragma nodig.
- Maak in-camera het histogram zichtbaar. Misschien even zoeken in het systeem, maar hij kan zichtbaar gemaakt worden.
- Maak een foto en verschuif het bergje in het histogram door verder nog de sluitertijd te verlengen. Niet genoeg? Verleng dan de sluitertijd nog meer met een of meer stops. Zorg ervoor dat er geen uitloop naar rechts is, want dan heb je alsnog overbelichte delen en vallen er details weg. Misschien heb je een statief of een harde stabiele ondergrond nodig om bewegingsonscherpte te voorkomen.
- Je hebt dan veel helderdere foto’s zonder storende ruis. De iso was immers laag. Als je ook aan nabewerking doet kan je de foto verder naar eigen smaak afmaken.
Extra trucje
En nu komt de grap. Als je in Raw fotografeert kan je de belichting in de nabewerking weer juist terugschroeven naar hoe je die precies wil hebben. Het gevolg is dat de lichte delen weer wat minder licht worden en de zwarte delen juist zwarter, zodat eventuele lichte ruis helemaal foetsie is. Of je kan in de nabewerking de lichte delen laten zoals ze zijn en alleen het zwart dieper maken. Dan is de ruis in het zwart ook weg. Voor een foto in jpg ligt het wat beperkter. Die heeft van zichzelf als veel minder beelddata: een jpg is 8 bit, dus die extra beeldinformatie heb je al niet meer, en kan je niet veel meer dan wat lichter en donkerder zetten, kleur een beetje aanpassen en bijsnijden. Daarom is EttR vooral bedoeld voor fotografie met nabewerking.
Heeft EttR eigenlijk wel zin?
In mijn research naar EttR kwam ik verschillende opinies tegen. Sommige zien de functionaliteit wel en sommige zweren zelfs bij EttR, andere zeggen dat de techniek nu niet meer uitmaakt en vooral van waarde is voor oudere digitale camera’s. Zij stellen dat nieuwe digitale camera’s juist heel weinig ruis van zichzelf hebben en dat je het gedoe met EttR daarom gewoon kan overslaan. Ook het gegeven dat je met deze techniek niet even snel een foto kan maken telt mee. Een tijdje pielen en instellen is killing voor de spontaniteit en andere gebeurtenissen komen maar een keer voor en daarna nooit meer. Die heb je dan gemist, terwijl je aan het pielen was.
Ik heb daar nog geen echte mening over kunnen vormen. Ik snap het verhaal dat een camera gebaat is met veel licht op de sensor en dat dan de signaal/ruis ratio veel beter wordt. Ik ben er nog niet uit dat de ruis in mijn Canon R (2018) bij hoge iso aanmerkelijk minder is dan bv de Canon 5D M2 (2008). Daarentegen geloof ik wel dat veel licht op de sensor geweldig is, dat daarmee de kleuren sprankelen en de foto’s knallen.
EttL?
Dat is in essentie de truc van EttR. Expose to the Right. Maar EttR doet vermoeden dan er dan ook wel Expose to the Left (EttL) bestaat. Eeehhh… ja, maar dat is gewoon onderbelichten van een een foto. Schuif de berg in het histogram naar links en je krijgt heel donkere foto’s.
Technisch kan dat natuurlijk. Maar was het niet de bedoeling om dan de foto in de nabewerking weer op te lichten om een toonbaar plaatje te maken? Dat is dan echt geen EttL, maar weer gewoon EttR en je krijgt er superslechte foto’s voor terug. Je krijgt te maken met vale kleuren en ook weer ruis. Dus in theorie bestaat EttL wel, maar in de praktijk is dat zinloos. Niettemin zijn er er flink wat fotografen die voordelen zien in EttL. Korte sluitertijden en geen uitgebeten hooglichten bijvoorbeeld.
Maar ik geloof er niet in. Op het histogram zie ik een glijdende schaal van veel voordelen met EttR (rechts), naar geen voordelen (meer nadelen zelfs) met EttL (links).
Niet doen dus. Je schiet er niks mee op. Doe maar gewoon EttR. Naar rechts dus en laat die Snollebollekes van de titel maar voor de helft zitten.
Wil je meer weten?
Volg dan mijn online cursus basisfotografie. Je leert dan in twee uur om mooiere foto’s te maken, en je verdient de bewondering van jouw vrienden en kennissen. 👀 👍 TIP: download deze PDF in de zijbalk en zoek de kortingscode van 10% voor deze cursus.