De camera obscura

Ooit afgevraagd waar de naam camera vandaan komt? Veel mensen gebruiken ook het algemene woord fototoestel – en dat is het ook. Het is een toestel om foto’s mee te maken. Niets meer en niets minder. Maar toch, als ik de woorden fototoestel en camera naast elkaar leg zie ik bij het eerste woord in gedachten een klein en handig vestzakcameraatje voor het kiekje, zo eentje dat je snel tevoorschijn kan trekken of aan je pols hebt bungelen. Bij het tweede woord zie ik een zwaardere volbloed body met opzetobjectief die je een gierennek geeft als je die te lang aan je nek hebt hangen. Enorme verschil in geest en beleving, maar ze kunnen allebei hetzelfde: foto’s maken. Het zijn beide fototoestellen. Het zijn beide camera’s. Beide met het principe van een donker ruimtetje waarin een sensor zit, of een lichtgevoelige film.

En daar komt de naam camera ook vandaan!

Camera obscura

Camera obscura = donkere kamer. Al heel vroeg verbaasden mensen zich erover dat in een donkere kamer met een klein gaatje in de wand, het beeld van buiten op de tegenoverliggende wand ondersteboven zichtbaar werd. Dat heette dan al snel de camera obscura, en werd al in 1038 bestudeerd en beschreven door de Arabier Abu Ali al-Hasan ibn al Haitam (Irak, Basra, 965-1040). Ja, dat is een hele mond vol en in Europa werd hij beter bekend onder de naam Alhazen.

Gemma Frisius
1508-1555

Pas eeuwen later, tijdens de Renaissance, kwam in Europa de wetenschap op en werd het verschijnsel licht bestudeerd. De Fries Gemma Frisius (Dokkum, 1508-1555) bestudeerde en beschreef de camera obscura in “De radio Astronomico” (1544). Als ik de etymologie op de etymologiebank volg lees ik verder nog ” “een duister kamertje of kastje (voor landschapsteekenen, door eenen Napolitaan Joh. Bapt. Porta, in de zestiende eeuw uitgevonden)” [1824; Weiland].” Kortom, het principe was bekend en erkend, maar echt vastleggen, anders dan tekenen of schilderen, was er toen nog niet bij. Nog lang niet. De camera obscura was verder meer een attractie op de kermis waar bezoekers konden kijken en zich vergapen aan en verwonderen over die magie. Een aardigheidje. Meer niet.

Joseph Nicéphore Niépce

Joseph Nicéphore Niépce
7 maart 1765 – 5 juli 1833

Nou, dat aardigheidje lag wel mede aan de basis van de fotografie. Die ontwikkeling van de fotografie was er een van trial and error. Er gebeurde van alles, er werd lustig op los geëxperimenteerd en was duidelijk een proces aan de gang om uit te vinden hoe je lichtbeelden kon vastleggen. Al in 1777 was bekend dat sommige materialen zoals zilverhalogeniden lichtgevoelig waren. Alleen, het vastleggen van een beeld was nog wel een dingetje. Het lukte wel om lichtgevoelig materiaal te laten verzwarten en een beeld te laten vormen. Maar als je het gemaakte beeld ging bekijken… tja, licht heb je wel nodig om iets te zien en dan verdween het beeld weer. Het creërende licht was ook een slopend licht. Dat schiet dan niet op. En dan kom je in dat tijdsgewricht van wetenschap en ontdekkingen aan bij Joseph Nicéphore Niépce. Niépce wordt gezien als een van de grondleggers van de moderne fotografie. Hij slaagde erin om die horde te nemen. Lees die blog hierrrr als je meteen naar dat onderdeel wil gaan. En anders lees je lekker door. Die link van zonet komt straks aan het eind wel weer terug.


Syrisch asfalt

Niépce wilde wel optische foto’s maken, maar hij zocht meer een procedé om met behulp van een camera makkelijk etsplaten te kunnen maken. Al sinds 1793 was hij bezig om beelden vast te leggen en vast te houden. Hij kwam echt niet zomaar op een ochtend uit zijn bed rollen met een helder moment en een voornemen om even wat te doen en een naam te maken. Daar was hij echt een tijd mee bezig.

Niépce ontdekte pas rond 1822 dat Syrisch asfalt (bitumen dus) onder invloed van licht verhardde. Syrisch asfalt is normaal oplosbaar in terpentijn, maar na belichting werd het onoplosbaar. Als hij dan Syrisch asfalt aanbracht op een peauter ondergrond, een legering van tin en vaak lood, en dat belichtte, kon hij daarna met terpentijn het niet belichte bitumen wegspoelen en voila, daar had hij zijn etsplaat. Klinkt zo eenvoudig, maar hij zat nog wel met probleem dat datzelfde licht dat de afbeelding vormde ook ervoor zorgde dat de gemaakte afbeelding weer vervaagde. Pas rond 1825 slaagde hij erin om het gemaakte beeld te fixeren en te bewaren. Nou, dat moet voor hem een openbaring zijn geweest!

Om zover te komen voegde Niépce zijn ontdekking en het principe van de camera obscura samen, maakte dus een kleine camera obscura en plaatste een lichtgevoelige laag tegen de achterwand van de kist. En dat is het principe van de hedendaagse camera! De camera heeft in de loop van de tijd wel wat veranderingen ondergaan, maar het basisidee van een (klein) kastje met een opening en een lichtgevoelige laag (later sensor) is hetzelfde gebleven. Want zelf nou zelf: wat is eigenlijk het verschil tussen die kist en onze kist?

Eigenlijk geen verschil, hé?
En dat verklaart de naam camera.

Deze blog is chronologisch de eerste in een globale serie over de ontwikkeling van de fotografie. Ik schreef deze blog wel een tijd later dan de blog over Niépce, maar ik vond dat de camera obscura ook een beetje aandacht behoefde. Lees hier de blog over Joseph Nicéphore Niépce en bekijk de eerste bewaarde foto, een heliogram uit 1825. Het duizelt mij een beetje dat die foto anno 2022 alweer 197 jaar oud is!

Wil je meer weten?

Volg dan mijn online cursus basisfotografie. Je leert dan in twee uur om mooiere foto’s te maken, en je verdient de bewondering van jouw vrienden en kennissen. 👀 👍

TIP: download deze PDF in de zijbalk en zoek de kortingscode van 10% voor deze cursus.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *